Oorlog nog net niet van horen zeggen
02 mei 2005
Oorlog nog net niet van horen zeggen
Surhuisterveen – “Ik zie ze nog komen, de Canadezen”, zegt Bocke Dijkstra (71) uit Surhuisterveen. De oud-CDA-wethouder was elf toen de Tweede Wereldoorlog eindigde. De bevrijding kan hij zich van seconde tot seconde herinneren. Ook andere gebeurtenissen uit de oorlog weet hij zich nog voor de geest te halen. “Gelukkig wel. Ja, dat klinkt heel gek, maar ik ben blij dat ik zoiets belangrijks uit de geschiedenis heb meegemaakt, zodat ik er nog over kan vertellen. Ik denk dat ik bij de laatste generatie hoor die nog echte herinneringen heeft aan de oorlog.”
Dijkstra en zijn familie ondergingen de oorlog in Waskemeer. Na de oorlog wilde hij meer weten. “Waar gingen die Canadezen heen? Ik hoorde wel dat ze naar de Afsluitdijk gingen, maar ik wist niet waar die dijk lag. Daar was ik nog nooit geweest.” Dijkstra wilde de grote verbanden van de oorlog leren begrijpen en dus verdiepte hij zich er in.
Dijkstra verzamelde zijn leven lang knipsels en boeken uit de oorlog. Tien jaar geleden stelde hij een boekje samen waarin hij alle oorlogsmonumenten in de gemeente Achtkarspelen beschreef. “Ik had dozen en mappen vol met informatie uit de oorlog.” In zijn woonplaats hield hij zich jarenlang bezig met de organisatie rondom de 4 mei-herdenking.
In het hart van Surhuisterveen op het Torenplein is in de jaren vijftig namelijk in de toren een monument gemetseld die herinnert aan de drie gevallenen uit het dorp. Veruit de bekendste is wel Taeke Schuilenga. De directeur van de oude beschuitfabriek bekleedde een vooraanstaande positie in het dorp. Hij werkte bij de bank en zette zich in voor allerlei clubs in het dorp. De schok onder de Feansters was ook groot toen hij op een dag gefusilleerd werd. “Hij was in de handen gevallen van Pier Nobach uit Doezum, in Groningen.”
Nobach was de schrik van het Westerkwartier en Oost-Fryslân. Nobach was een NSB’er en verraadde een ieder die verzet bood tegen de bezetter. “Nobach was bij veel mensen in de wijde omtrek heel bekend. Mensen waren echt bang voor hem”, weet Dijkstra.
Op een ochtend schoten leden van het verzet de oudste zoon van Nobach dood toen hij in de stal bezig was de koeien te melken. Dijkstra weet zeker dat de verzetsleden het op senior hadden voorzien. Die melkte echter niet die ochtend, zo bleek. Nobach was woedend en nam wraak. Schuilenga, die net vanwege werk voor de ondergrondse in het Scholtenshuis in Groningen had gezeten, werd door Nobach op 3 november 1943 meegenomen. Bij het Tiesingabosje tussen Oosterwolde en Veenhuizen werd Schuilenga doodgeschoten.
Behalve Schuilenga lieten meer Feansters het leven voor wie het monument opgericht is. Frans Dalstra stierf op veertigjarige leeftijd in kamp Buchenwald. De grondwerker werd ook door Pier Nobach uit zijn woonplaats gehaald en op transport naar Duitsland gezet. Sytze Gjaltema werd terechtgesteld in Westerbork. Hij had onenigheid in het Westerkwartier met een landwerker. Nadat hij een tijdje gevangen had gezeten in het Groninger Scholtenhuis, werd hij na aankomst in Westerbork direct om het leven gebracht.
In Surhuisterveen wordt de oorlog jaarlijks herdacht op het Torenplein. “Het dorp is heel erg één met elkaar. Er zijn ook altijd veel jongeren. De scholen zijn erg betrokken. Mooi vind ik dat.”
Ook zijn er altijd nabestaanden van de drie omgekomen Feansters. Die hebben bovendien op 3 november nog hun eigen herdenking. Op de plek van de fusillade bij het Tiesingabosje is ook een gedenkteken, weet Dijkstra.
Uit: Friesch Dagblad van 11-04-2005 (02-05-2005)