Welzijnssector moet zakelijker
27 sep 2005
Welzijnssector moet zakelijker
STIENS – Welzijnsinstellingen moeten het softe imago van zich afschudden en zich meer opstellen als ondernemers. De instellingen hebben nu te weinig zicht op de eigen kosten en hebben nog nauwelijks een idee wat voor resultaat hun inspanningen hebben.
A. Schoorl van het ministerie van Volksgezondheid pleitte gisteren op een symposium in Stiens voor een grondige professionalisering in de welzijnsbranche.
Het congres was een initiatief van Stichting Welzijn Middelsee. Dat viert dit jaar het tweede lustrum en nodigde het ministerie uit om over de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) te komen praten. Die wet, die op 1 juli 2006 wordt ingevoerd, vervangt onder meer de huidige welzijnswet. Voor de jarige stichting gaat er de komende jaren dus een hoop veranderen. Volgens Schoorl is het vooral belangrijk dat welzijnsstichtingen zakelijker worden. “Ze moeten berekenen: wat is de kostprijs van mijn dienst? Wat moet ik rekenen voor de gebouwen, het werk van de jongerenwerker? Tot nu toe krijgt een instelling een budget van de gemeente en ziet dan wel hoe ze uitkomt. Maar om in de toekomst te kunnen concurreren, moet je exact weten hoe duur je bent.” Zodra de WMO geldt, kunnen namelijk ook thuiszorgorganisaties of andere zorgaanbieders welzijnsactiviteiten aanbieden. “Gemeenten willen de prijzen van de partijen kunnen vergelijken.”
Tegenover de beperkingen die Schoorl noemt, staan ook pluspunten: de welzijnsinstellingen hebben meestal goed zicht op de problemen in de eigen gemeenten, ze kennen de politieke gezichten en hebben veel contacten met de doelgroep. Om in de toekomst goed mee te kunnen blijven draaien, moeten welzijnsstichtingen ondernemerschap vertonen, samenwerken met zorgaanbieders en meer potentiële afnemers zoeken. Nu hebben welzijnsinstellingen vaak maar één grote opdrachtgever: de gemeente. Die basis is volgens Schoorl wel erg smal.
G. Elferdink, directeur van Welzijn Middelsee, is het met de aanbevelingen van Schoorl eens. Zijn stichting zoekt al samenwerking met zorgorganisaties in de regio. “We zijn nu nog erg kwetsbaar.” De stichting heeft bijvoorbeeld maar één jongerenwerker tot de beschikking en die werkt nog parttime ook. Als die ziek is, ligt het jongerenwerk stil.
Met de andere welzijnsaanbieders in de regio wordt de werklast verdeeld. “We willen doublures voorkomen en zo effectief mogelijk werken. Het is onzin als twee aanbieders hetzelfde pakket hebben”, aldus Elferdink. De stichting richt zich nu met name op de kinderopvang, peuterspeelzalen, het ouderenwerk en de jongeren.
Voor Leeuwarderadeel en andere gemeenten met veel zorginstellingen had Schoorl goed nieuws. Deze gemeenten mogen rekenen op een extra groot deel van de 45 miljoen euro die de gemeenten straks mogen verdelen in het kader van de WMO.
Bron: Friesch Dagblad (27-09-2005)